Gisteren was ik op bezoek bij een nu al 38 jaar bevriend stel. Hun dochter, die ik al sinds de bevruchting ken, was er ook met haar man en 8-jarige zoon Guus.
Zodra ik binnenstap begint het avontuur voor Guus, want voordat ik mijn jas uit heb weten te krijgen volgt zijn vraag: 'Mag ik je cowboyhoed op?'.
'Als je er voorzichtig mee bent', antwoord ik en dan verdwijnt Guus met mijn hoed op zijn hoofd om ermee te paraderen of op een stoel te gaan zitten stralen.
In het foto-album van zijn moeder had hij enige tijd geleden oude rodeo-foto's van mij ontdekt en haar de oren van het hoofd gevraagd. 'Dat moet je hem zelf maar vragen, als je hem weer ziet', had ze gezegd, dus nu kreeg ik de vragen-regen cadeau.
'Heb je die laarzen nog? Waarom draag je handschoenen? Is dat een echt geweer? Waarom zit je in het verband? Kun je echt lasso'en?'. Ik probeer geduldig uit te leggen, dat het "geweer" eigenlijk een revolver was (geholsterd, want dat was toen nog wettelijk toegestaan), dat "het verband" zwachtels waren om geen blessures op te lopen en dat ik de laatste tijd niet echt meer een lasso nodig heb, behalve als hij er vandoor wil gaan met mijn hoed.
Over zijn volgende vraag heeft Guus waarschijnlijk diep nagedacht: 'Waarom kijk je zo stoer op alle foto's?'. Ik schiet in de lach: 'Dat is meer concentratie, dan stoer doen, Guus'.
'Dat ga ik oefenen', deelt hij me ernstig mede en spoedt zich naar de hal, waar een spiegelwand is. Een kwartier later komt hij vragen of ik een foto van hem wil maken.
Ik heb het sterke vermoeden, dat ik binnenkort één van mijn Western-hoeden zal moeten doneren aan een cowboy, die stoer, danwel geconcentreerd kan kijken.
Bekijk bijlage 14432